Vandaag is het precies 352 jaar geleden dat de Nederlandse
Verenigde Oost-Indische Compagnie haar basis op Taiwan, of Formosa zoals het
eiland in die tijd heette, overgaf aan de Chinese generaal Koxinga. Fort
Zeelandia was voor die tijd al negen maanden belegerd door een Chinese
overmacht en enkele ontzettingspogingen door een vloot uit Batavia liepen op
niets uit.
De Nederlandse aanwezigheid op Formosa begon in 1632 met de
stichting van een handelspost op het schiereiland Tayoan. Deze handelspost was
rond 1650 uitgegroeid tot Fort Zeelandia, van waaruit een bloeiende handel werd
gedreven met het Chinese vasteland. Enkele opstanden van plaatselijke boeren
leidden in 1652 tot de bouw van een tweede, kleiner, fort bij het dorpje Sakam.
Dit Fort Provintia werd een administratieve buitenpost aan de andere kant van
de baai.
Hoewel de handel met China in de jaren ’50 van de
zeventiende eeuw floreerde zou de politieke situatie op het vasteland een grote
invloed gaan uitoefenen op de positie van de VOC op Formosa. In China brak
namelijk in de eerste helft van de zeventiende eeuw een burgeroorlog uit tussen
de heersende Ming-dynastie en de Mantsjoes van de Qing-dynastie. De Mantsjoes
boekten hierbij grote terreinwinst, waarna zij in 1644 bijna heel China onder
hun macht brachten. In het zuiden van China waren echter nog enkele
Ming-loyalisten aan de macht, waaronder generaal Koxinga. Deze Koxinga besloot,
na een mislukte poging om Nanking te veroveren in 1659, dat zijn positie in
zuidelijk China onhoudbaar was geworden. Hij ging daarom op zoek naar een
nieuwe uitvalsbasis voor zijn leger en kwam al snel bij het Nederlandse Formosa
uit.
![]() |
Fort Zeelandia in de VOC-tijd |
Beleg van Fort
Zeelandia
Koxinga vertrok op 23 maart 1661 met zijn vloot uit de
Chinese havenstad Kinmen. Deze vloot, bestaande uit een paar honderd jonken met
daarop zo’n 25.000 soldaten en matrozen, arriveerde op 2 april voor Tayoan waar
het meteen het beleg opsloeg voor Fort Provintia. Het garnizoen van zo’n
vijfhonderd man werd volledig verrast door de aanval van de Chinezen, waardoor
bevelhebber Valentyn zich, geconfronteerd met een enorme overmacht, op 4 april
genoodzaakt zag zich over te geven.
Fort Zeelandia werd drie dagen later omsingeld en de
bevelhebber, Frederick Coyett, kreeg een ultimatum om zich over te geven. Coyett
besloot echter niet toe te geven aan Koxinga’s eisen, waarna de Chinezen een
bombardement begonnen op de ruim elfhonderd man in het fort. Het nieuws van de
belegering had inmiddels Batavia bereikt en de VOC besloot om een vloot van
tien schepen, met daarop zevenhonderd man, te sturen om Fort Zeelandia te
ontzetten. Dit leidde op 23 juli 1661 tot een zeeslag die door de Nederlanders
werd verloren. Nadat een tweede poging om het beleg te breken in oktober
eveneens mislukte werd het voor de bewoners van Fort Zeelandia duidelijk dat
zij op zichzelf aangewezen waren.
Begin 1662 begon de situatie in het fort nijpend te worden;
het voedsel en water waren schaars, verschillende ziektes grepen om zich heen
en het moreel onder de troepen was zeer laag. Hans Jurgen Radis, een
Nederlandse overloper, wees Koxinga er op dat het redoute Utrecht een zeer kwetsbaar onderdeel van het fort was, van waaruit
heel Fort Zeelandia onder vuur genomen kon worden. Koxinga gaf zijn troepen
meteen opdracht om het redoute te veroveren, waarna de Nederlandse positie in
Formosa onhoudbaar werd. Coyett gaf zich daarop op 1 februari 1662 over en het
overgebleven VOC-personeel verliet het eiland op 17 februari.
Bij terugkomst in Batavia werd Coyett in eerste instantie
gevangen gezet en verbannen naar de Banda-eilanden vanwege het verlies van veel
kostbaarheden, 1.600 man en Formosa. Hij werd in 1674, op voorspraak van
familie, vrienden en stadhouder Willem III, weer vrijgelaten, waarna hij zich
vestigde in Amsterdam. De Ming-heerschappij op Formosa was geen lang leven
beschoren, in 1683 zag Koxinga’s kleinzoon Zheng Keshuang zich genoodzaakt het
eiland over te geven aan de Mantsjoes van de Qing-dynastie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten