Frankrijk heeft
gisteren militairen gestuurd naar de Centraal-Afrikaanse Republiek om het
geweld van moslimstrijders te bezweren. Deze islamitische rebellen, die bekend
staan als Séléka, kwamen in maart van dit jaar aan de macht na een coup d’état.
De Centraal-Afrikaanse Republiek is geen onbekend terrein voor de Franse
troepen, het land was zo’n zeventig jaar een Franse kolonie.
Centraal Afrika was tot het einde van de negentiende eeuw
redelijk gevrijwaard gebleven van de Europese expansie. Tijdens de Scramble for Africa (Wedloop om Afrika) werd
heel Afrika echter onder gezag gebracht van de Europese mogendheden. De Fransen
vestigden zich in 1889 voor het eerst in het gebied dat later de
Centraal-Afrikaanse Republiek zou worden met een post aan de Ubangi rivier bij
Bangui, de latere hoofdstad van het land.
Nadat in 1899 de grenzen met Soedan officieel waren
vastgesteld werd het gebied onder de naam Ubangi-Shari een Franse kolonie. De Fransen
probeerden in de koloniale tijd (1899-1960) zoveel mogelijk financieel gewin
uit hun gebied te halen. Zij deden dit eerst volgens een zelfde model als de
Belgische koning Leopold II bezigde in Congo, maar nadat er veel kritiek kwam
op de wreedheden in Ubangi-Shari kozen de Fransen voor een meer vreedzame weg. In
de jaren ’20 en ’30 werd er veel geld verdiend aan gewassen als katoen, thee en
koffie. Daarnaast kwam ook de mijnbouw op gang nadat duidelijk werd dat het
gebied rijk was aan goud en diamanten.
Ubangi-Shari werd op 13 augustus 1960 onafhankelijk onder de
naam Centraal-Afrikaanse Republiek. Het land kent een roerige geschiedenis met
een aantal coups en periodes van dictaturen. Tussen 1965 en 1993 was er drie
keer sprake van een militaire coup, waarbij een generaal de macht greep. In 1993
won Ange-Félix Patassé echter de verkiezingen, waarna hij tien jaar aan de
macht bleef. Patassé werd op zijn beurt ook weer door een militair uit het
zadel gewipt, waarna generaal François Bozizé in oktober 2003 tot president
werd verkozen.
Séléka
Bozizé’s regeerperiode werd tussen 2004 en 2007 al verstoord
door een burgeroorlog tussen zijn staatsleger en de Unie van Democratische
Krachten voor Eenheid onder leiding van Michel Djotodia. Hoewel deze oorlog in
2007 werd beëindigd bleef het in de jaren daarna onrustig in het noordoosten van
het land. Het conflict laaide weer op nadat in september 2012 Séléka werd
gevormd als een alliantie tussen verschillende islamitische rebellengroepen. Na
verschillende kleinere schermutselingen zette de alliantie, onder leiding van
Djotodia, in december 2012 een offensief in dat hen richting de hoofdstad
Bangui leidde.
Ondanks verschillende onderhandelingsrondes en de inzet van
troepen uit andere Afrikaanse landen, zoals Gabon, Congo, Kameroen, Tsjaad en
Zuid-Afrika, lukte het Bozizé niet om de opmars van de rebellen te stoppen. Eind
maart 2013 bereikte Séléka de randen van de hoofdstad, waarna op 24 maart het presidentiële
paleis viel en Bozizé naar Congo vluchtte. Djotodia benoemde zichzelf op 25
maart tot nieuwe president van de Centraal-Afrikaanse Republiek.
Genocide
Onder Djotodia’s gezag werd in eerste instantie de rust weer
een beetje hersteld. Hoewel er nog steeds kleinschalige schermutselingen waren
tussen Séléka en aanhangers van Bozizé, en enkele van deze aanhangers gezuiverd
werden, nam het geweld over het algemeen af. Dit veranderde nadat Djotodia in
september 2013 aangaf dat Séléka was opgeheven. Verschillende milities
weigerden hun wapens neer te leggen en berichten dat er op grote schaal
verkrachtingen, plunderingen, moorden en verwoestingen van dorpen plaatsvond
stroomden Bangui binnen.
Veel van deze gevechten vonden plaats tussen strijders van
de Séléka, leden van de moslimminderheid die ongeveer vijftien procent van de
bevolking van de Centraal-Afrikaanse Republiek beslaat, en christelijke
milities, de religie van de meerderheid van de bevolking, zo’n vijftig procent
van de Centraal-Afrikanen. Halverwege september waren bijna 400.000 mensen de
jungle ingevlucht terwijl nog eens 68.000 de vlucht naar het buitenland
ondernamen. In november waarschuwde de Verenigde Naties dat het land het risico
liep dat het geweld tussen Séléka en de christelijke ‘anti-balaka’ milities, ‘anti-machete’
of ‘anti-zwaard’, kon uitmonden in een genocide.
Frankrijk kreeg op 4 december toestemming van de Veiligheidsraad
om troepen te sturen die alles in het werk moesten stellen om burgers te
beschermen. Volgens het Rode Kruis zijn er in de afgelopen twee dagen meer dan
280 doden gevallen door het geweld. Ooggetuigen melden dat Séléka strijders in
Bangui huizen plunderen en bewoners vermoorden. De eerste van naar schatting
1200 Franse militairen die naar de Centraal-Afrikaanse Republiek worden gezonden
patrouilleren nu in de straten van de hoofdstad om het geweld een halt toe te
roepen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten