Gisteren werd de Nobelprijs voor de Vrede uitgereikt aan de
Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW). Deze organisatie kreeg
de prijs voor ‘haar grote inspanningen om chemische wapens te elimineren’. De Nobelprijs
voor de Vrede werd in 1895 in het leven geroepen door de Zweedse uitvinder
Alfred Nobel en heeft sinds haar eerste uitreiking in 1901 enkele controversiële
winnaars gehad.
Alfred Nobel werd op 21 oktober 1833 geboren in de Zweedse
hoofdstad Stockholm. Gedurende zijn leven was hij goed voor 355 uitvindingen,
waaronder dynamiet en de buskruitvervanger ballistite, waarmee hij een enorm
fortuin vergaarde. Daarnaast maakte hij van de Bofors ijzer- en staalmolen een
grote wapenproducent. Na de dood van zijn broer Ludvig Nobel, die door een
Franse krant werd verward met Alfred en een necrologie kreeg met de kop De verkoper van de dood is dood, besloot
Nobel dat hij niet op deze manier herinnerd wilde worden. Hij paste daarop zijn
testament aan en schreef daarin dat na zijn dood een organisatie opgericht
moest worden die elk jaar vijf prijzen uitreikte voor uitvindingen en daden die
‘de mensheid het meest ten goede kwamen’.
Nobel overleed op 10 december 1896, waarna 94 procent van
zijn fortuin naar het Nobelcomité ging voor de uitreiking van de Nobelprijzen
voor de Vrede, Natuurkunde, Scheikunde, Literatuur en Fysiologie of
Geneeskunde. Hoewel alle andere prijzen worden uitgereikt door Zweedse comités
gaf Nobel specifiek aan in zijn testament dat de prijs voor de Vrede moet
worden uitgereikt door de Noren. Waarom hij dit wilde is niet helemaal
duidelijk, maar het Noorse Nobelcomité speculeert dat Nobel voor de Noren koos
omdat zij niet zo’n militaristische traditie hebben als Zweden.
Uitreiking
Sinds de eerste uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede
in 1901 wordt het Nobelcomité samengesteld door het Noorse Parlement. De leden
van het Nobelcomité moeten aan enkele voorwaarden voldoen, zo zijn het
bijvoorbeeld leden van het Internationaal Gerechtshof, voormalige winnaars of
professoren aan universiteiten, al wordt het comité in de praktijk meestal
gevormd door oud-politici. Nadat begin oktober duidelijk wordt wie de prijs
heeft gewonnen wordt de Nobelprijs voor de Vrede elk jaar op 10 december
uitgereikt in aanwezigheid van de Noorse koning.
De eerste prijswinnaars in 1901 waren Henry Dunant,
oprichter van het Rode Kruis, en Frédéric Passy, organisator van het eerste
grote vredescongres. Sindsdien is de prijs uitgereikt aan 99 personen en 22
organisaties. Slechts twee ontvangers hebben de prijs meerdere keren gewonnen;
het Rode Kruis (1917, 1944 en 1963) en de Hoge Commissaris voor de
Vluchtelingen van de Verenigde Naties (1954 en 1981). De prijs is negentien keer,
vanwege oorlogen en andere redenen, niet uitgereikt.
Controverses
Van alle Nobelprijzen is er geen één omgeven met zoveel
controverses als de Nobelprijs voor de Vrede. Eén van de redenen hiervoor is
dat Nobels criterium dat de winnaar “het meest heeft gedaan voor de
broederschap tussen naties, voor de afschaffing of verkleining van bestaande
legers en voor het stimuleren van vredescongressen” aan meerdere interpretaties
onderhevig is en, tegenwoordig, ook een beetje achterhaald is. Dit heeft er dan
ook toe geleid dat de geschiedenis van de Nobelprijs voor de Vrede doorspekt is
met enkele controversiële winnaars. Zo kreeg de Amerikaanse president Barack Obama
de prijs terwijl hij pas negen maanden in functie was. Andere Amerikaanse
(ex-)presidenten die de prijs in ontvangst mochten nemen en die omgeven zijn met
controverse zijn Jimmy Carter, waarbij diens winst in 2002 ook gezien moet
worden als kritiek op het beleid van George W. Bush die net een oorlog in Irak
begonnen was, en Theodore Roosevelt, die in 1906 volgens critici de ‘meest
oorlogszuchtige Amerikaanse staatsburger van dat moment was’ en een
expansionistische politiek voerde in Latijns-Amerika.
Andere controversiële winnaars waren onder andere betrokken
bij terrorisme, de Palestijnse leider Yasser Arafat in 1994, of werden door hun
regeringen gezien als onruststokers die een gevaar vormden voor de nationale
veiligheid, de Dalai Lama in 1989. Twee winnaars in de jaren ’70 leverden ook
veel onenigheid op. Zo kregen in 1978 de Egyptische president Anwar Sadat en de
Israëlische premier Menachem Begin de prijs voor hun rol in de beëindiging van
de Jom Kipoeroorlog, terwijl zij beide gevochten hadden tegen het Britse bewind
in hun landen en Begin betrokken was geweest bij een mislukte moordaanslag op de
Duitse kanselier Konrad Adenauer. De meest controversiële winnaar is
waarschijnlijk de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger. Hij
kreeg de prijs in 1973 samen met de Noord-Vietnamese onderhandelaar Le Duc Tho,
enkele jaren na de Amerikaanse inval in Cambodja die aan honderdduizenden
mensen het leven kostte en waar hij verantwoordelijk voor was. Daarnaast was
Kissinger betrokken bij Operatie Condor, een reeks moorden en ontvoeringen in
Zuid-Amerika en was hij voor de Turkse interventie op Cyprus.
Naast controverse rond de mensen die de prijs wél hebben
gekregen heerst er ook onenigheid over mensen die de prijs nooit in ontvangst
mochten nemen. Enkele veelgenoemde namen die de prijs nooit wonnen zijn Mahatma
Gandhi, Eleanor Roosevelt, Václav Havel en Ken Saro-Wiwa. Zo werd Gandhi tussen
1937 en 1948 vijf keer genomineerd, maar won hij de Prijs voor de Vrede nooit. In
1948, het jaar waarin hij vermoord werd, werd de prijs als een soort eerbetoon
niet uitgereikt omdat niemand de prijs postuum kon winnen en er volgens het
comité ‘geen geschikte levende kandidaten waren’. Geir Lundestad, voorzitter
van het Noorse Nobelcomité, zei hier in 2006 over: “Het grootste gemis in onze
106-jarige geschiedenis is ongetwijfeld dat Mahatma Gandhi nooit de Nobelprijs
voor de Vrede heeft ontvangen. Gandhi kan wel zonder de prijs, maar of het Nobelcomité
zonder Gandhi kan is nog maar de vraag.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten