Vandaag is het precies 67 jaar geleden dat een aantal van de
kopstukken van nazi-Duitsland op 16 oktober 1946 werden geëxecuteerd na de
Processen van Neurenberg. Bij deze processen door geallieerde rechters werden
deze nazileiders onder andere berecht voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de
menselijkheid, waarna partijbonzen als Hermann Göring, Joachim von Ribbentrop
en Arthur Seyss-Inquart ter dood werden veroordeeld.
Al vroeg in de Tweede Wereldoorlog gingen in geallieerde
landen als Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie stemmen op om
de nazi’s na de oorlog te straffen voor oorlogsmisdaden en de gruwelijkheden
van de Holocaust. Dit voornemen werd op 1 november 1943 met de “Declaration on German Atrocities in
Occupied Europe” bekrachtigd door de leiders van de Britten, de Sovjets en
de Amerikanen. Over de manier waarop de nazi’s bestraft moesten worden heerste
nog wel enige onenigheid. Zo suggereerde de Britse leider Winston Churchill dat
standrechtelijke executies in sommige gevallen gerechtvaardigd waren, terwijl
Josef Stalin tijdens de Conferentie van Teheran voorstelde om 50.000 tot
100.000 Duitse stafofficieren te executeren.
Uiteindelijk werd er
besloten om een internationaal tribunaal aan te stellen, waarbij ruim
tweehonderd Duitse verdachten werden berecht door rechters uit de Verenigde
Staten, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië en Frankrijk, dat als één van de
Europese grootmachten ook zitting mocht nemen in de rechtbank. Als locatie werd
gekozen voor Neurenberg, hoewel de Sovjet-Unie liever Berlijn, de hoofdstad van
de ‘fascistische samenzweerders’ had gezien als plaats van de processen.
Neurenberg had echter het voordeel dat het een groot gerechtshof had dat de
oorlog redelijk ongeschonden had doorstaan. Daarnaast werd de stad gezien als
de geboorteplaats van de nazipartij, waardoor de geallieerden het passend vonden
dat de laatste resten van de partij hier hun ondergang beleefden.
Het proces
De processen tegen de nazileiders begonnen op 20 november
1945 met de indiening van de aanklachten door de geallieerde aanklagers. Naast deze
processen tegen de kopstukken van het nazisme vonden in Neurenberg ook kleinere
rechtszaken plaats, zoals het Artsenproces, het Rechtersproces, het
Einsatzgruppenproces en processen tegen de leiding van verschillende concentratiekampen.
Bij het grote proces tegen de nazileiders werden drieëntwintig
personen aangeklaagd, waarvan Martin Bormann, de persoonlijke secretaris van
Hitler, in absentia berecht werd. De
aanklagers dachten dat Bormann nog in leven was, maar in 1972 bleek dat hij
tijdens de Slag om Berlijn in 1945 was omgekomen. Naast Bormann ontbraken
natuurlijk Adolf Hitler, Heinrich Himmler en Josef Goebbels, die al voor het
einde van de oorlog zelfmoord hadden gepleegd.
Wat overbleef waren tweeëntwintig nazikopstukken die allen
terecht stonden in Neurenberg. Hieronder waren admiraal Karl Dönitz, leider van
de Kriegsmarine en kortstondig
president van Duitsland na Hitlers dood, Hans Frank, Gouverneur Generaal van
bezet Polen, Wilhelm Frick, Hitlers minister van Binnenlandse Zaken en Reichsprotector van Bohemen-Moravië,
Hermann Göring, commandant van de Luftwaffe
en Hitlers aangewezen opvolger voordat hij uit de gratie raakte in april 1945,
Rudolf Hess, Hitlers vicepresident die vanaf 1941 gevangen had gezeten in
Groot-Brittannië, Alfred Jodl, Generaloberst
van de Wehrmacht, Wilhelm Keitel,
opperbevelhebber van de Wehrmacht en de facto minister van Defensie, Joachim
von Ribbentrop, Hitlers minister van Buitenlandse Zaken, Arthur Seyss-Inquart, rijkscommissaris
van bezet Nederland die een belangrijke rol speelde in de Oostenrijkse Anschluss, en Albert Speer, vriend van
Hitler, architect en minister van Bewapening. Naast deze kopstukken stonden er
ook enkele grootindustriëlen, hoge SS’ers en Gauleiter terecht.
De uitspraken
Van de drieëntwintig aangeklaagden kregen twaalf uiteindelijk
de doodstraf, zeven werden er veroordeeld tot gevangenisstraffen en drie
verdachten werden vrijgesproken. Robert Ley, hoofd van het Duitse
Arbeidersfront, pleegde zelfmoord voor aanvang van het proces en werd daarom
niet berecht. De terdoodveroordeelden waren Bormann, in absentia, Frank, Frick, Göring, Jodl, Keitel, Ernst
Kaltenbrunner, SS-generaal en commandant van de Einsatzgruppen, Von Ribbentrop, Alfred Rosenberg, nazi-ideoloog en
minister van de Oostelijke Bezette Gebieden, Fritz Sauckel, Gauleiter van Thüringen, Seyss-Inquart
en Julius Streicher, Gauleiter van
Franken en uitgever van het antisemitische weekblad Der Stürmer.
Andere hoge nazi’s als Dönitz, Hess, Speer en Baldur von Schirach,
hoofd van de Hitlerjugend en Gauleiter van Wenen, kregen
gevangenisstraffen die uiteenliepen van tien jaar tot levenslang. Hess bleef
tot 1987 gevangen zitten in de Spandaugevangenis in Berlijn, waar hij op
93-jarige leeftijd zelfmoord pleegde. Daarnaast werden het ‘leiderschap van de
nazipartij’, de SS, Sicherheitsdienst
en de Gestapo bestempeld als
criminele organisaties, waarvan het lidmaatschap strafbaar was.
De terdoodveroordeelden werden op 16 oktober 1946 door de
Amerikaanse sergeant John C. Woods en zijn assistent Joseph Malta opgehangen in
de gymzaal van de Landsberggevangenis van Neurenberg. Hermann Göring had de
nacht voor de executies zelfmoord gepleegd in zijn cel. Volgens
getuigenverklaringen heeft Woods bij het berekenen van de lengte van het touw
enkele fouten gemaakt, waardoor sommigen van de opgehangenen niet stierven door
een gebroken nek maar pas na veertien tot achtentwintig minuten stikten door
verwurging. Na de executies werden de lichamen verbrand in München en
uitgestrooid over de rivier de Isar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten