Een zelfmoordaanslag op het treinstation van Volgograd heeft
vorige week aan zeker zestien mensen het leven gekost. Het is nog niet precies
duidelijk wie de aanslag gepleegd heeft, maar het is zeer waarschijnlijk dat de
aanval te maken heeft met onrusten in de Kaukasus. Hier strijden separatisten
uit Tsjetsjenië, Dagestan, Ingoesjetië en Kabardië-Balkarië tegen het Russische
gezag. De aanslag komt voor de Russen op een bijzonder onaangenaam moment
aangezien de Olympische Winterspelen in Sotsji over anderhalve maand beginnen.
Van alle conflicten in het noorden van de Kaukasus is het
conflict in Tsjetsjenië het meest langdurige, en daardoor ook het meest in het
nieuws gekomen. De Tsjetsjenen zijn een militant volk dat een lange
geschiedenis kent van verzet tegen buitenlandse overheersers. Dit verzet begon
in de dertiende eeuw tegen de Mongolen en werd daarna gevolgd door weerstand
tegen Ottomaanse en Russische bemoeienis in de regio. Vanaf de vijftiende eeuw
bekeerden de Tsjetsjenen zich tot de islam omdat dit geassocieerd werd met
verzet tegen de groeiende Russische invloeden.
Vanaf het einde van de achttiende eeuw verstevigden de
Russen hun greep op Tsjetsjenië, of Itsjkerië zoals de Tsjetsjenen hun land
zelf noemen. Dit ging echter niet zonder slag of stoot, het bergachtige noorden
van de Kaukasus leende zich uitsteken voor guerrillaoorlogvoering en dit is
precies de tactiek de Tsjetsjenen zichzelf aanmaten. Na enkele openlijke conflicten
in de eerste helft van de negentiende eeuw trokken de Tsjetsjenen zich terug in
de bergen, van waaruit zij hinderlagen, korte felle aanvallen en strooptochten
ondernamen tegen de Russische troepen. De islam kreeg in deze tijd ook meer
aanhang omdat het werd gezien als een religie van vrijheid tegenover het
despotisme van de tsaren.
Onder Sovjetgezag en de facto onafhankelijkheid
Tijdens de chaos van de Russische Revolutie in 1917, en de
daaropvolgende Russische Burgeroorlog, dachten de Tsjetsjenen hun kans schoon
te zien om de Russen voorgoed buiten de deur te werken. Deze opstand werd
echter al snel neergeslagen door het Rode Leger, waarna Tsjetsjenië samen met
Ingoesjetië tot een autonome Sovjetrepubliek werd gevormd. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog kwamen de Tsjetsjenen opnieuw in opstand. Als gevolg hiervan liet
Stalin de complete etnische Tsjetsjeense en Ingoesjeetse bevolking naar de
goelags van Kazachstan en Siberië deporteren, waar zo’n zestig procent het leven
liet.
Na de dood van Stalin en de daaropvolgende destalinisatie
onder Nikita Chroestjov mochten de overgebleven Tsjetsjenen in 1956 weer
terugkeren naar hun thuisland. Met de val van de Sovjet-Unie in 1991, en de
onafhankelijkheid van verschillende voormalige Sovjetrepublieken, dachten de
Tsjetsjenen dat hun tijd ook aangebroken was. Zij verklaarden in november 1991
de onafhankelijkheid en stichtten daarbij de Tsjetsjeense Republiek van
Itsjkerië. De nieuwe Russische president Boris Jeltsin weigerde deze
onafhankelijk echter te accepteren omdat Tsjetsjenië vóór de Sovjet-Unie nooit
een onafhankelijk land was geweest en het gebied een belangrijke knooppunt in
de olie-infrastructuur was.
De inval van het Russische leger in Tsjetsjenië op 11
december 1994 vormde het startschot van de Eerste Tsjetsjeense Oorlog die aan
tienduizenden mensen het leven zou kosten. Ondanks een enorme meerderheid in
mankracht, wapentuig en luchtsteun lukte het de Russen niet om de Tsjetsjeense
strijders uit de bergen te verdrijven. Aanvallen van diezelfde strijders op
Russische posities in de noordelijke laaglanden kostten aan bijna zesduizend
Russische soldaten het leven. De Slag om Grozny, de Tsjetsjeense hoofdstad, was
de grootste veldslag van de oorlog. Onder zware verliezen, de Russen verloren
in deze slag bijvoorbeeld meer tanks dan in de Slag om Berlijn in 1945, lukte
het de Russen uiteindelijk om de stad te veroveren, maar de gevolgen vormden zo’n
zware klap voor het Russische moreel dat Jeltsin in augustus 1996 besloot zijn
troepen terug te trekken uit de regio. Hiermee bleef de Tsjetsjeense de facto onafhankelijkheid voortbestaan,
al lag het land wel grotendeels in puin.
Tweede Tsjetsjeense
Oorlog
Na de oorlog werd het land weer een beetje opgebouwd, al had
de staat weinig gezag over haar inwoners. Kidnapping en het eisen van losgeld werd
één van de belangrijkste vormen van inkomsten en politiek geweld en religieus
extremisme waren aan de orde van de dag. Dit religieuze extremisme kwam op 7
augustus 1999 tot uiting door de invasie van de Russische deelrepubliek
Dagestan door de Tsjetsjeense Islamitische Internationale Brigade. De IIB ondernam
deze invasie om daar separatistische islamitische rebellen te ondersteunen,
maar de Brigade werd al snel door het Russische leger verslagen.
Als vergelding voor deze invasie, en enkele andere aanslagen
die aan Tsjetsjeense terroristen werden toegeschreven, viel het Russische leger
op 26 augustus 1999 Tsjetsjenië binnen. Bij deze Tweede Tsjetsjeense Oorlog waren
de Russen veel beter voorbereid en vastbesloten om zich niet weer in zware
huis-aan-huis gevechten te laten lokken. Zij steunden daarom veel meer op
luchtaanvallen en artilleriebeschietingen, waarna het leger de laatste resten
van het verzet opruimde. Hierdoor lukte het de Russen om in februari 2000
Grozny te veroveren, waarna de conventionele oorlog in mei van dat jaar tot een
einde kwam.
Hoewel de Tsjetsjenen op het slagveld verslagen werden
gingen terroristische aanvallen tegen Russische troepen en doelen door. Bekende
voorbeelden hiervan zijn een gijzeling in een theater in Moskou in 2002,
waarbij zo’n 170 mensen om het leven kwamen, en een gijzelingsactie in een
school in Beslan, waarbij bijna vierhonderd doden vielen. Na deze aanvallen
verstevigden de Russen hun greep op het gebied en ondernamen zij verschillende
offensieven tegen het terrorisme. In april 2009 kwam er met de terugtrekking
van het merendeel van het Russische leger officieel een einde aan de Tweede
Tsjetsjeense Oorlog.
Ondanks Russische claims dat Tsjetsjenië officieel gepacificeerd
is vallen er nog steeds regelmatig slachtoffers in het gebied. Separatisten hebben
de strijd nog lang niet opgegeven en de republiek blijft een centrum voor
geweld in de Kaukasus. Met de komst van de Winterspelen in Sotsji zullen de
ogen van de wereld de komende tijd op het zuiden van Rusland gericht zijn, een
kans die de Tsjetsjeense rebellenleider Doku Umarov niet wil laten liggen. Hij kondigde
enkele maanden geleden al aan dat er meer aanslagen zouden komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten