woensdag 23 oktober 2013

Historie van het zeerecht



Rusland heeft inmiddels aangegeven dat het niet mee wil werken aan de zaak van het Internationale Zeerechttribunaal van de Verenigde Naties in Hamburg. Nederland spande een zaak aan tegen de Russen na de entering van het Greenpeace-schip Arctic Sunrise, dat onder Nederlandse vlag vaart. Het zeerecht tribunaal is juist opgericht om in dit soort zaken te bemiddelen, aangezien het zeerecht een grote rol speelt in de internationale handel en zeevaart.

Transport over zee was één van de eerste vormen van handel. Om deze handel in goede banen te leiden werden er al vroeg in de geschiedenis regels opgesteld die als doel hadden duidelijkheid te geven over onder andere belastingen, soevereiniteit op zee en eigendomsrechten. De Zeewet van Rhodos (Nomos Rhodion Nautikos) was één van de eerste voorbeelden hiervan. Deze Byzantijnse wet werd opgesteld tussen 600 en 800 en behandelde zaken als de ratificatie van zeewetten door de Byzantijnse keizers, het aandeel van de bemanning in de winst van een lading en wie er verantwoordelijk was bij verlies, diefstal of beschadiging van een lading aan boord van een schip.

Andere vroege voorbeelden van zeerecht waren de Italiaanse Ordinamenta et consuetedo maris uit 1063 en de gebruiken van de Hanzebond. In de islamitische wereld was er in de Middeleeuwen ook sprake van maritieme wetten die enigszins afweken van de gebruiken in West-Europa. Zo werden islamitische zeelui al vooraf betaald en kregen zij geen deel van de winst. Daarnaast maakten moslimjuristen onderscheid tussen kustvaart en reizen op open zee en werden kapiteins aansprakelijk gehouden voor verlies of beschadiging van de lading.

Hugo de Groots Mare Liberum


Met het aanbreken van de Europese expansie in de vijftiende eeuw veranderde de nadruk van kustvaart naar handel op de oceanen. Spanje en Portugal waren hierin de pioniers en zij wilden dan ook een monopolie op de oceaanhandel. Via een bul van paus Nicolaas V kreeg de Portugese koning in 1455 het recht om andere schepen de toegang tot de route naar India en de Filippijnen te ontzeggen. Met het Verdrag van Tordesillas in 1494 verdeelden de Spanjaarden en de Portugezen de nieuw ontdekte gebieden buiten Europa verder en vestigden zij een monopolie op de intercontinentale handel op zee.

Andere mogendheden als Frankrijk, Engeland en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren het hier niet mee eens en probeerden via kaapvaart en piraterij toegang te krijgen tot de handelsroutes. In 1609 kwam de Nederlandse jurist Hugo de Groot met zijn Mare Liberum (vrije zee), waarin hij stelde dat de zee internationaal terrein was en dat alle landen handel mochten drijven via de zee. Nederland kreeg hiermee een morele rechtvaardiging om met geweld het monopolie van de Spanjaarden en Portugezen te doorbreken en een eigen monopolie te vestigen.

Engeland, één van de grote concurrenten van de Nederlanden, was het niet helemaal met De Groot eens en claimde soevereiniteit in de wateren rond de Britse eilanden. Dit werd uiteindelijk in Cornelis van Bijnkershoeks De dominio maris uit 1702 uitgewerkt tot het principe van territoriale wateren. Een land had soevereiniteit over het deel van de zee dat het met een kanonschot kon bestrijken. Dit ontwikkelde zich uiteindelijk tot de drie-mijls grens die tot in de twintigste eeuw gebruikt werd om territoriale wateren te berekenen.

Het VN-zeerechtverdrag


Zeerecht bleef in de eeuwen daarna een grote rol spelen op het internationale toneel. Zo waren maritieme wetten één van de oorzaken van de Amerikaanse Revolutie. Bij overtreding van de impopulaire Britse Stamp Act werd de overtreder namelijk berecht door een Brits Maritiem Tribunaal, dat veel meer geneigd was om de verdachte te veroordelen dan een rechtbank met een koloniale jury. Enkele van Amerika’s Founding Fathers, zoals Alexander Hamilton en John Adams, waren in het dagelijks leven maritieme advocaten.

In de twintigste eeuw bleek De Groots principe van Mare Liberum enigszins achterhaald te zijn. Landen wilden hun invloedszone graag uitbreiden vanwege natuurlijke hulpbronnen, visgronden en bescherming van het milieu. De Verenigde Naties organiseerden daarom tussen 1956 en 1973 drie conferenties over zeerecht. Hier werd onder andere bepaald dat de territoriale wateren werden uitgebreid tot twaalf mijl, met een aansluitende zone tegen smokkel en illegale immigratie van nog eens twaalf mijl. Daarnaast kregen landen een exclusieve economische zone van tweehonderd mijl, waarin zij recht hadden op de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en het vangen van vis.

Het VN-zeerechtverdrag trad uiteindelijk in 1994 in werking en is door 158 landen geratificeerd. Rusland is één van de landen die het verdrag heeft geratificeerd, onder voorbehoud dat het geen uitspraken van internationale instanties accepteert die raken aan de soevereiniteit en jurisdictie van Rusland. De Russen beschouwen de Arctic Sunrise-zaak als een kwestie die valt onder Russisch recht en zullen daarom niet meedoen aan de zaak van het Internationale Zeerechttribunaal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten