Het Amerikaanse vliegdekschip USS George Washington is gisteren richting de Filipijnen vertrokken om
hulp te verlenen aan de slachtoffers van tyfoon Haiyan. Het schip heeft
vijfduizend militairen en meer dan tachtig vliegtuigen aan boord en wordt
morgen of overmorgen voor de Filipijnse kust verwacht. Dit is niet de eerste
keer dat een Amerikaans marineschip richting de Filipijnen opstoomt. In 1898
versloeg een Amerikaans squadron een Spaanse marine-eenheid in de Baai van
Manilla, waarna de Filipijnen tot 1946 een Amerikaanse kolonie werden.
De Filipijnen zijn een eilandenarchipel in het westen van de
Stille Oceaan. De eilanden werden voor de komst van de eerste Spaanse
kolonisten in 1565 bewoond door verschillende inheemse stammen. Na de
kolonisatie groeide de bevolking van de eilanden en speelde de archipel een
belangrijke economische rol in het Spaanse overzeese rijk. In de negentiende
eeuw begon dit rijk echter uit elkaar te vallen met de onafhankelijkheid van
verschillende landen in Zuid-Amerika. Op de Filipijnen begon het ook te
rommelen, waarna in 1896 de Filipijnse Revolutie uitbrak.
Spaans-Amerikaanse Oorlog
Naast onrust op de Filipijnen hadden de Spanjaarden ook te
stellen met revolutionairen op Cuba. De onafhankelijkheidsstrijd op dit eiland
leidde tot Amerikaanse bemoeienis; Cuba bevond zich immers praktisch in de
achtertuin van de Verenigde Staten en de Amerikanen hadden grote
handelsbelangen op het eiland. Het conflict tussen de VS en Spanje escaleerde
na de ontploffing van het Amerikaanse marineschip USS Maine in de haven van Havana op 15 februari 1898. Bij de ondergang
van de Maine, dat voor de Cubaanse
kust lag om Amerikanen op het eiland te beschermen, verdronken 266 Amerikaanse
matrozen. De oorzaak van de ontploffing is nog steeds niet helemaal duidelijk,
de meest waarschijnlijke schuldige is een brand in het kolenhok, maar onder
druk van kranteneigenaars Joseph Pulitzer en William Randolph Hearst keerde de
Amerikaanse publieke opinie zich tegen Spanje.
Na een Amerikaans ultimatum aan Spanje om Cuba te verlaten
verklaarden de Spanjaarden op 23 april 1898 de oorlog aan de Verenigde Staten,
waarop twee dagen later een Amerikaanse oorlogsverklaring volgde. De Amerikanen
lieten geen gras groeien over deze oorlogsdeclaratie en op 1 mei stoomden zij
de Baai van Manilla binnen. In de daaropvolgende slag versloeg het squadron van
commodore George Dewey de Spaanse Filipijnse vloot, waardoor Amerikaanse
suprematie op zee gevestigd was. Na deze overwinning was het echter wachten op
de Amerikaanse landmacht, die pas twee maanden later aankwam.
De Filipino’s op hun beurt verwelkomden de Amerikaanse vloot
en zagen hun kans schoon om de Spanjaarden voor eens en voor altijd van de
eilanden te verdrijven. Zij zagen de Amerikanen als medestanders in hun strijd
tegen de Spanjaarden en Emilio Aguinaldo, de Filipijnse oppositieleider, riep
op 12 juni 1898 de onafhankelijkheid uit. De Amerikanen hadden echter andere
plannen en na aankomst van het Amerikaanse leger veroverden zij in de Slag om
Manilla, die duurde van 15 juli tot 13 augustus 1898, de Filipijnse hoofdstad. Hierna
namen Spanje en de Verenigde Staten plaats aan de onderhandelingstafel, waarna
in december 1898 werd besloten dat de VS, tegen een betaling van twintig
miljoen dollar, de Filipijnen zouden annexeren.
Filipijns-Amerikaanse Oorlog
Nadat het de Filipino’s duidelijk werd dat de Amerikanen van
plan waren om op de eilanden te blijven groeide de onrust en vijandigheid. Het conflict
escaleerde na de dood van drie Filipijnse soldaten door Amerikaanse kogels in
San Juan, een buitenwijk van Manilla. In de daaropvolgende oorlog werden de
slecht uitgeruste Filipijnse troepen enkele keren verslagen in open veldslagen.
De guerrillatactiek die Aguinaldo zijn soldaten daarna liet voeren werkte
echter een stuk beter, waarna de Filipino’s het nog ruim een jaar volhielden. Aguinaldo
werd op 23 maart 1901 gevangen genomen en gaf daarop een verklaring uit dat zijn
troepen hun wapens moesten neerleggen. Uiteindelijk verloren ruim 200.000
Filipijnse burgers het leven als gevolg van de oorlog, grotendeels door een cholera-epidemie
aan het einde van het conflict. Tussen de 12.000 en 20.000 Filipijnse soldaten kwamen
om in de oorlog, terwijl aan de kant van de Amerikanen ruim 4.000 soldaten
sneuvelden.
Na de oorlog kwamen de Filipijnen onder Amerikaans bewind te
staan en werden de eilanden langzaam voorbereid op onafhankelijkheid. Hoewel het
geweld tussen nationalistische Filipino’s en de Amerikanen vooral in het
islamitische zuiden tot 1913 sporadisch oplaaide, groeide de Filipijnse
economie onder Amerikaans gezag gestaag. Daarnaast voerden de Amerikanen grote
veranderingen door in het onderwijs en maakte zij het Engels de voertaal op de
archipel.
Tijdens de Grote Depressie in de jaren ’30 groeide de roep
om onafhankelijk op de Filipijnen en in de VS. De Amerikaanse markt werd
namelijk overspoeld door goedkoop Filipijns suiker, waarop geen invoerrechten
hoefden te worden betaald. Dit leidde eind 1935 tot de stichting van het
Gemenebest van de Filipijnen, waarbij de Filipino’s steeds meer autonomie
kregen. Op 15 november 1935 werd Manuel Quezon geïnaugureerd als president van
het Gemenebest en werd met de Amerikaanse regering overeengekomen dat de
Filipijnen op 4 juli 1946 hun onafhankelijkheid zouden verkrijgen.
Japanse bezetting
Amerikaanse soldaten tijdens de dodenmars |
De wrede bezetting van de Filipijnen kenmerkte zich door het
verzet van de bevolking tegen de Japanse overheerser. Filipijnse legereenheden
die nooit gepakt waren, communistische verzetsgroepen en enkele kleinere
groepen Amerikaanse soldaten deden hun best om het de Japanners zo moeilijk
mogelijk te maken. Door de taaiheid van het verzet en het grote aantal eilanden
lukte het de Japanners nooit om hun gezag compleet te vestigen. Op het
hoofdeiland Luzon hadden zij alleen maar macht in de steden, terwijl het
platteland het terrein was van de verzetsgroepen.
MacArthur keerde in oktober 1944 met het Amerikaanse Zesde
Leger terug op de Filipijnen, waarna de Amerikanen en Filipijnse troepen zich
moeizaam een weg naar Manilla vochten. Het verzet van de Japanners was zo hevig
dat de strijd bij de Japanse overgave op 2 september 1945 nog niet voorbij was.
Uiteindelijk werd Manilla bijna totaal verwoest in de oorlog en kwamen ongeveer
een miljoen Filipino’s om tijdens de Japanse bezetting.
Ondanks de verwoesting van de Tweede Wereldoorlog bleef de
Filipijnse onafhankelijkheid wel op schema. Bij verkiezingen in april 1946 werd
Manuel Roxas verkozen als eerste president van de onafhankelijke Filipijnen. Hij
werd ingehuldigd op 4 juli 1946, de dag waarop de Amerikanen de soevereiniteit
over de archipel overdroegen aan de Filipino’s.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten