woensdag 4 september 2013

Chemische wapens als rode lijn


Er zijn weinig oorlogsmiddelen die zoveel weerstand oproepen als chemische wapens. Dat gifgassen en ander door chemici gefabriceerd wapentuig in een geheel eigen categorie staan, bleek weer eens te meer uit de reacties op het gebruik van gifgas in de Syrische Burgeroorlog. Ondanks dat de oorlog al aan ruim 100.000 mensen het leven heeft gekost, klonk de roep om buitenlandse interventie sinds het begin van het conflict in maart 2011 nog nooit zo luid. De strijd tussen de troepen van president Bashar al-Assad en de opstandelingen werd tot voor kort vooral uitgevochten met conventionele wapens en terwijl beide partijen worden gesteund door buitenlandse mogendheden was er nooit eerder echt sprake van een gewapende interventie.

De Amerikaanse president Barack Obama liet echter al eerder weten dat het gebruik van chemische wapens een ‘rode lijn’ vormde die absoluut niet overschreden mocht worden. Er bestaat vooral zoveel afkeer tegen de inzet van chemische wapens vanwege hun ‘onnodige wreedheid’ op het slagveld, waardoor zij ongeveer in dezelfde categorie terecht komen als bijvoorbeeld clusterbommen. Nu gifgas toch voor het eerst is ingezet in Syrië lijkt een Amerikaanse aanval steeds dichterbij te komen en lijken verschillende landen uit de internationale gemeenschap, waaronder Frankrijk, bereid zich aan te sluiten bij deze interventie.

Chemische wapens in de geschiedenis


Chemische wapens zijn niet alleen iets uit de twintigste eeuw. Het gebruik van dergelijke wapens gaat al duizenden jaren terug. Jagers uit de Prehistorie dipten bijvoorbeeld de punten van hun pijlen en speren in het gif van slangen en schorpioenen om ze bij de jacht extra effectief te maken. In de millennia daarna werd er op het strijdtoneel regelmatig gebruik gemaakt van giftige rook om de vijand te verblinden of te verstikken.

De eerste keer dat gifgas op grote schaal werd ingezet op het slagveld was tijdens de Eerste Wereldoorlog. In dat conflict, dat duurde van 1914 tot 1918, werd door de strijdende partijen in totaal 124.000 ton aan gifgas geproduceerd. De Duitsers waren de eersten die tijdens de Tweede Slag om Ieper in 1915 een grote hoeveelheid bussen met chloorgas opendraaiden, waarna een groengele wolk zich richting de Franse, Canadese en Algerijnse linies verspreidde.

Chemists’ war


Gifgassen als chloorgas, fosgeen en mosterdgas werden daarna een middel dat frequent werd gebruikt door de Britse, Duitse, Franse en Amerikaanse legers. De statische loopgraven van het Westfront waren het ideale terrein voor de inzet van gifgas: de vijandelijke soldaten konden nergens heen en het gas, dat zwaarder was dan lucht, zakte vanzelf naar beneden de loopgraven in. Hoewel de Eerste Wereldoorlog ook wel wordt aangeduid als de ‘chemists’ war’ (oorlog van de chemici) valt het uiteindelijke aantal slachtoffers dat door gifgas gemaakt werd ‘relatief’ mee. Naar schatting sneuvelden zo’n 89.000 soldaten aan de gevolgen van de inzet van gas en raakten 1,2 miljoen troepen gewond. Op een totaal van negen miljoen gesneuvelde soldaten en twintig miljoen gewonden aan beide kanten is dit aantal niet zo hoog. De grote gifgroene wolken zullen daarnaast echter ook een groot effect hebben gehad op het moreel van de troepen, waardoor het toch een zeer effectief wapen is geweest.

Na de Eerste Wereldoorlog verdwenen chemische wapens niet van het slagveld. Zo zetten verschillende grootmachten in de jaren ’20 gifgas in bij opstanden in hun koloniën en gebruikten de Italianen mosterdgas bij hun invasie van Ethiopië in 1935. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren het vooral de Japanners die gifgas inzetten tegen Chinese soldaten, maar nooit tegen Westerse legers. In het Westen werd er, op het gebruik van Zyklon B door de nazi’s in Auschwitz en andere vernietigingskampen na, geen grootschalig gebruik gemaakt van chemische wapens.

Tijdens de Koude Oorlog veranderde deze situatie niet substantieel. Hoewel we het gebruik van het ontbladeringsmiddel Agent Orange door de Verenigde Staten in Vietnam ook kunnen scharen onder ‘chemische oorlogvoering’ werden chemische wapens maar zelden ingezet tegen vijandige troepen. Een uitzondering hierop was het gebruik van mosterdgas en andere gifgassen door Sadam Hussein in de Eerste Golfoorlog (1980-1988) tussen Iran en Irak. Nadat het Iraanse leger op verschillende plekken dreigde door te breken eisten Iraakse bommen gevuld met gifgas het leven van zo’n 20.000 Iraanse soldaten, waarbij er nog eens 80.000 gewond raakten. Een Iraakse aanval op het Koerdische stadje Halabja in 1988 kostte daarop ook nog eens het leven aan 5.000 burgers.

Protesten en verdragen tegen chemische wapens


Hoewel chemische wapens dus al vanaf het begin een beproefd middel waren op het slagveld stuitte de inzet van deze wapens ook al vanaf het begin op tegenstand. Zo zouden Romeinse juristen hebben verklaard dat “armis bella non venenis geri” (‘oorlogen worden uitgevochten met wapens, niet met gif’) als reactie op de vergiftiging van waterbronnen door Germaanse stammen. Het Straatsburg Akkoord uit 1675 was het eerste officiële verdrag tegen het gebruik van chemische wapens. In dit akkoord spraken Frankrijk en het Heilige Roomse Rijk af dat zij geen giftige kogels zouden gebruiken in oorlogen tussen beide staten.

Tijdens de Haagse Vredesconferentie van 1899 werd voor het eerst een aan chemische wapens gerelateerd verdrag gesloten dat door alle grootmachten, behalve de Verenigde Staten, geratificeerd werd. Hierbij werd afgesproken dat alle landen zouden afzien van het gebruik van projectielen “die enkel als doel hebben om verstikkende of verwondende gassen te verspreiden”. Dit verdrag werd zo’n vijftien jaar later echter alweer verbroken met de inzet van grote hoeveelheden gifgas door alle strijdende partijen in de Eerste Wereldoorlog.

Protocol van Geneve


Het verdrag van de Haagse conferentie werd in 1925 aangevuld met het Protocol van Geneve, dat het gebruik van gifgassen en bacteriologische vormen van oorlogsvoering verbood. Hoewel dit verdrag door 137 landen werd geratificeerd werd het ook verschillende keren verbroken. Zo waren het gebruik van gifgas door Spanje en Frankrijk in Marokko, de inzet van mosterdgas door de Italianen in Ethiopië en het gebruik van gas door de Japanners in China allemaal in strijd met het protocol.

In 1993 werd na lang onderhandelen het Verdrag Chemische Wapens ondertekend door bijna alle landen op de wereld. Dit verdrag vormt een verbod op de productie van, het gebruik van en het in voorraad hebben van chemische wapens. Naleving van het verdrag wordt gecontroleerd door een onafhankelijke organisatie, de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens, waarvan alle landen die het verdrag hebben ondertekend ook automatisch lid zijn.

Syrië is één van de landen die dit verdrag niet ondertekend heeft. Het land ondertekende wel het Protocol van Geneve, maar doordat de inzet van chemische wapens binnen het land zelf plaats vond en niet in een oorlog met een andere staat is de juridische situatie wat betreft overtreding van het protocol onduidelijk. Het is ook nog steeds onduidelijk welke van de strijdende partijen het gifgas heeft ingezet. Onderzoek van de Verenigde Naties heeft nog geen uitsluitsel gegeven, al lijken de Verenigde Staten er van overtuigd dat het regime van Assad achter de aanval zat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten